Versificeren

Teksten kunnen grofweg twee vormen hebben. Namelijk poëzie (met versregels, zoals bijvoorbeeld een gedicht of een lied). En proza (alle andere teksten, namelijk teksten die geen versregels hebben). Als schrijver word je beter als je met beide vormen uit de voeten kunt.

In deze oefening oefen je daarom om poëzie van proza te maken. Dat noemen we versificeren: van zinnen verzen maken. Bij verzen maken denk je misschien: ‘Oh, gaan we gaan zinnen op elkaar laten rijmen.’ Maar deze oefening gaat over het ritme van je verzen. We gaan een epos (een gedicht over een held) schrijven. 

Een epos was eeuwenlang het allerhoogste wat een schrijver kon bereiken. Schrijvers keken bijvoorbeeld naar de Odyssee en de Ilias van de beroemde Homerus, en probeerden die te imiteren. Het epos zien we eigenlijk nog overal, ook al wordt het heldendicht nu vaak in proza geschreven: kijk maar eens hoeveel tv-series en films je kent die gaan over helden en heldendaden.

In zeventiende-eeuws Nederland probeerde Joost van den Vondel een epos in verzen te schrijven. Maar voor hij klaar was, gooide hij alles in het haardvuur. Hij vond het niet goed genoeg. Eigenlijk ook omdat hij de held die hij voor zijn epos had uitgekozen, de eerste christelijke Romeinse keizer, niet goed genoeg vond om de held van een epos te zijn. Een succesvol epos moet wel een échte held hebben, natuurlijk.

  • Kies een held(in) over wie je wilt schrijven.

Als je niet goed weet wie je als heldin of held moet kiezen, bedenk dan dat hij/zij:

  • Niet echt hoeft te bestaan (Spiderman/Harry Potter).
  • Ook een ding kan zijn. Kijk maar eens hoe Paulien Cornelisse hierin van een jurk een held maakt
  • Ook een geweldig iemand van dichtbij mag zijn (je stiefvader/peettante), als hij/zij maar ooit iets bewonderenswaardigs heeft gedaan.
  • Ook van je eigen leeftijd mag zijn (zoals klimaatactiviste Greta Thunberg).
  • Kies vervolgens een gebeurtenis uit het bestaan van je held waaruit blijkt dat hij/zij heldhaftig is.
  • Beschrijf de held(in) en de gebeurtenis in 150 woorden proza (dus in gewone zinnen).
  • Als je even geen inspiratie hebt: neem dan wat zinnen die Wikipedia over je held schrijft.
  • Tip 1: vergeet in die zinnen niet de uiterlijke kenmerken en de karaktertrekken van je held(in) te beschrijven.
  • Tip 2: maak het verhaal lekker levendig; smeuïg!

Nu heb je een tekstje van 150 woorden over je held. In de volgende stap gaan we die tekst omschrijven naar verzen met een strak ritme. Maar eerst moet je iets leren over ritme.

  • Ritme krijgen verzen vooral doordat Nederlandse woorden klemtonen hebben. Een klemtoon is dat deel van een woord dat nadruk krijgt. Bij het woord ‘klemtoon’, ligt de nadruk bijvoorbeeld op ‘klemtoon’, eerste deel van het woord dus. Ieder woord heeft tenminste één klemtoon.
  • Door die klemtonen krijgt een tekst een beat (= puls, ritme). De tekst wordt muziek als je de klemtonen goed legt. Er is nog geen beat waar jij je woorden op kunt leggen (zoals er wel is als je een rap maakt op een bestaande beat). je gaat als dichter zelf de beat maken, met taal!
  • Veel verzen hebben een vaste beat, een meestal regelmatige afwisseling van accenten en niet-accenten, van beklemtoonde en niet-beklemtoonde woorden en lettergrepen. Dat noemen we het metrum (de versmaat).
  • Het meest voorkomende metrum in het Nederlands is dat van de jambe: dat is een ritme waarin het eerste deel van het woord geen klemtoon heeft, en het tweede wel. Zoals het woord ‘geklop‘, of het woord ‘verhuis‘, of het woord ‘negeer‘.

 

In 1889 schreef de Nederlandse dichter Herman Gorter een epos met de titel Mei. De eerste regels van dat gedicht behoren tot de beroemdste in de Nederlandse taal:

Een nieuwe lente en een nieuw geluid

  • Lees deze regel een paar keer voor jezelf.
  • Lees deze regel nu hardop (niet te snel).

Hoor jij dat de delen van woorden die hieronder vetgedrukt zijn, de klemtoon krijgen? 

Een nieuwe lente en een nieuw geluid

 onbeklemtoonde lettergreep wordt steeds gevolgd door een beklemtoonde, jambes dus! 

Misschien merk je ook dat de regel meteen een iets andere betekenis krijgt als je hem zo voorleest, als een jambische regel: het metrum dwingt je om bepaalde woorden of lettergrepen beter te benadrukken. Met name het woordje ‘en’ in het midden. Daar lees je misschien snel overheen, maar als je het voordraagt, hoor je het meteen veel beter.

En daarmee wordt nog duidelijker wat Gorter in de rest van het epos wil zeggen: ‘Omdat er een nieuwe lente aankomt, hoor je ook iets nieuws. En dat kan ik als dichter aan je laten horen, in mijn gedicht, omdat ik je met bestaande geluiden duidelijk kan maken in mijn taal wat er tegelijkertijd nieuw aan is.’ Zo gaat hij verder:

Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht

We letten niet op eindrijm maar op metrum,
We letten op de versmaat van de regels
In deze opdracht. Die je helpt bij ’t schrijven
Van kleine epen, teksten van belang.

Nu ga je aan de slag.

  • Je gaat nu de afwisseling van een onbeklemtoonde en een beklemtoonde lettergreep maken die je zinnen een metrum gaan geven. Door te schuiven en te knutselen met woorden heb je straks een pakkend, lekker lopend tekstje over je held.
  • Begin eens met de zinnen die je hebt. Waar liggen in die woorden de klemtonen? Onderstreep alle klemtonen.
    • Voorbeeld: je begint met de zin: “Mijn held kan aan muren kleven en zo iedereen horen”.
    • Je streept de klemtonen aan: “Mijn held kan aan muren kleven en zo iedereen horen”. En leest het voor: bijna alle klemtonen liggen op rare delen van woorden. Kleven bijvoorbeeld: als je het hardop voorleest, begrijpen anderen je waarschijnlijk niet eens.
  • Kun je woorden een beetje van volgorde veranderen, zodat je dat ritme van jamben krijgt?
    • Met wat verplaatsen van woorden wordt het al iets beter: “Mijn held aan muren kleven kan, hoort zo iedereen.”
  • Misschien helpt ook dat niet. Bedenk dan dat je ook woorden kunt veranderen. Je kunt op zoek naar andere woorden (=synoniemen) die wel hetzelfde zeggen, of naar woorden die lijken op wat je had, maar die beter in het ritme passen:
    • Bijvoorbeeld: “Mijn muurklevende held hoort iedereen“.

Verzen maken is meer dan alleen ritme vinden. Je gaat er ook vaak kortere zinnen door maken, meer beeldende woorden gebruiken.

    • Wat voor mogelijkheden je hebt, kun je leren van schrijver en dichter Marieke Lucas Rijneveld. Net als veel anderen, schrijft hij over hetzelfde onderwerp vaak zowel in proza als in poëzie. Hij legt in deze masterklas als Taalbaas eerst uit waarom je als schrijver voor het één of het ander kiest, en leest dan een voorbeeld uit zijn eigen werk voor. Hij schreef over de dood van zijn broer zowel een gedicht als de roman De avond is ongemak. Kijk de masterklas tot 5.44.
  • Kun je je epos nog beter maken met wat je leerde van het voorbeeld van Marieke Lucas Rijneveld?
  • Wissel je epos onderling uit, en ga samen nog eens puzzelen. Wat de één niet ziet, ziet de ander mogelijk wel, en zo kun je je eerste poging herschrijven.

Deze oefening had twee doelen:

  • Jouw vaardigheid in het variëren met taal te vergroten. Alles wat je schrijft kan ook op andere manieren gezegd worden.
  • Jou laten luisteren naar het ritme van de taal. Het ritme dat er in verborgen ligt; dat het ritme wordt waar jij mee kunt bouwen.

Vragen:

  • Welk van de twee teksten heeft jouw voorkeur, die in proza of poëzie?
  • Welk valt het meest op? Welke trekt het meeste aandacht?
  • In welke tekst komt de held het meest tot zijn/haar recht?

Bespreek je werk (problemen waar je op bent gestuit en vondsten die uit de lucht kwamen vallen) met iemand die deze opdracht ook heeft gemaakt (en vice versa).

Misschien zag je dat de versregel ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ van Gorter vijf keer de afwisseling van een onbeklemtoonde en een beklemtoonde lettergreep. Als je gaat tellen, heeft ieder oneven (woord)deel (eerste, derde, vijfde…) geen klemtoon heeft, en ieder even (woord)deel (tweede, vierde, zesde…) wel.

Dat is geen toeval. Een écht epos heeft steeds versregels met vijf jambes. Probeer nu wat je al had, tot verzen met vijf jambes te maken. Je verzen moeten waarschijnlijk korter worden, want vijf jamben is niet veel.

    • Nog een keer het voorbeeld: “Mijn held aan muren kleven kan, Hoort.” Dat is wel een vers met vijf jamben, maar geen complete zin. De zin moet dus verder op de volgende versregel, en dan kun je meteen de eerste zin iets langer en duidelijker maken:

      Omdat mijn held aan muren kleven kan, Hoort hij echt iedereen.

       

  • Wat vond je van de oefening, of wat heb je geschreven? Vul het hieronder in!

    Neem contact met ons op