Nieuwsgierigheid aanleren
Nieuwsgierigheid is niets anders dan plezier in vragen stellen. Een antwoord levert altijd weer nieuwe vragen op, je kunt altijd maar doorvragen. Nieuwsgierigheid is almaar nieuwe vragen tegenkomen, en je daardoor laten verrassen en inspireren. Niet alle vragen zijn even goed, of leveren even boeiende antwoorden op. Je moet scherp blijven selecteren welke informatie je nodig hebt en welke niet. Hoe je dat doet, leer je in deze oefening.
We beginnen met een aantal vragen die heel onbenullig lijken. Beantwoord ze, en schrijf je antwoorden op.
- Wie is de koning van Nederland?
- Wat is de smaak van suiker?
- Waar ligt Groningen?
- Wanneer is het Dierendag?
Geef per antwoord nu aan:
- Ben je er tevreden mee?
- Klopt jouw antwoord?
- Leveren je antwoorden nieuwe vragen op? Welke zouden dat kunnen zijn?
Je kunt tevreden zijn met de antwoorden, maar je nieuwsgierigheid begint pas als je vervolgvragen gaat stellen. Bijvoorbeeld:
1. Willem Alexander koning van Nederland: waarom eigenlijk?
2. Suiker zoet: waardoor komt dat?
3. Groningen in het Noorden: wat zijn de exacte lengte- en breedtegraden?
4. Dierendag op vier oktober: wie heeft dit bedacht?
Bedenk zelf per vraag nog een andere vervolgvraag en schrijf die op.
Vervolgvragen verzinnen is niet altijd gemakkelijk, maar je kunt altijd gebruik maken van deze drie aanknopingspunten:
1. Alles heeft een geschiedenis
a. Wanneer is dit begonnen of bedacht?
b. Hoe heeft het zich ontwikkeld?
2. Alles heeft een structuur
a. Hoe zit het in elkaar?
b. Uit welke kleinere onderdelen of componenten is het opgebouwd?
3. Alles heeft een oorzaak of een verklaring
a. Waarom is dit zo?
b. Hoe komt het dat..?
Kijk eens naar jouw vervolgvragen uit de vorige stap, lijken die op een van deze vragen? Welke vraag zou je nog aan je lijstje met vervolgvragen willen toevoegen?
Nu gaan we echt aan de slag. Kies een object of verschijnsel en stel alle zes de vragen uit de vorige stap (1a,1b,2a,2b,3a,3b) en schrijf ze op.
Heb je wat hulp nodig bij het kiezen van object of verschijnsel? Bedenk dat je alles kunt kiezen. Bijvoorbeeld:
– een badeendje
– rechtvaardigheid
– de maan
– het woord ‘uiterlijk’
– James Bond
– hoogtevrees
Je merkte misschien al dat niet alle soorten vragen evenveel helpen om vervolgvragen te stellen. De geschiedenis van een badeendje levert vanzelfsprekend minder vervolgvragen op dan de geschiedenis van rechtvaardigheid.
Vraag door als je vindt dat je nog niet genoeg weet. Je kan hierbij ook een klasgenoot raadplegen met de vraag wat diegene altijd al even willen weten over bijvoorbeeld een badeendje of rechtvaardigheid.
Nieuwsgierigheid is goed, maar van doelloos blijven vragen word je niet wijs. We onderscheiden daarom twee manieren om nieuwsgierigheid goed te organiseren.
1. Het open proces
In een open nieuwsgierigheidsproces ben je aan het ontdekken, een beetje alsof je voor het eerst in een nieuwe omgeving bent. In deze ontdekkingstocht hebben de vragen altijd meer dan één antwoord, en springen er overal duizenden vragen tevoorschijn. Daarom is dit proces nooit af, omdat je nooit alles kunt weten. Zulke vragen zijn bijvoorbeeld:
– Is Duitsland een leuk land?
– Wie ben ik?
– Hoe maak je de beste tomatensoep?
– Is muziek goed voor je?
Je kan hiermee net zolang doorgaan totdat je zelf beslist: nu weet ik voldoende, zelfs al weet ik dat ik nooit alles weet. Je kan dit open proces ook organiseren door het te beperken. Bijvoorbeeld:
- Ik neem 20 minuten de tijd voor mijn vragen, daarna houd ik op.
- Ik stel mijn vragen aan maximaal 10 mensen.
- Ik gebruik niet meer dan drie kennisbronnen (een video-interview met een expert, een informatieve website en een boek).
In een open nieuwsgierigheidsproces kan je ook beslissen om sommige vragen nooit af te sluiten, maar juist je leven lang bij je te dragen.
2. Het gesloten proces
In een gesloten proces stel je een precieze vraag en ga je vervolgens op zoek naar het antwoord. Eigenlijk weet je al goed wat je wilt weten! Op de weg ernaartoe kom je natuurlijk ook wel nieuwe vragen tegen, maar je tunnelt alle kennis die je tegenkomt in de richting van je oorspronkelijke vraag. Het is een soort legpuzzel: je gaat net zo lang door tot je het laatste stukje hebt gelegd. Zulke vragen zijn bijvoorbeeld:
– Hoe werkt een benzinemotor?
– Is diepzeeduiken gevaarlijk?
– Houden er genoeg mensen van zeewier om het als voedsel op de markt te brengen?
– Voor welke taken heb je meer aan een Windows computer dan aan een Apple?
Als je genoeg doorvraagt en doorzoekt, kun je deze vragen sluitend beantwoorden.
Nu je bekend bent met het open en gesloten proces van nieuwsgierigheid en vragen stellen, ga je het zelf toepassen.
- Kies een vraag en kijk bij welk proces deze past. Schrijf de vraag op (maximaal 1 zin).
- Ga op zoek naar het antwoord volgens je proces naar keuze.
- Noteer onderweg je tussenstappen (max. 4 zinnen).
- Noteer als je klaar bent een zo correct mogelijk antwoord/antwoorden op je vraag (max. 3 zinnen).
- Beantwoord tenslotte deze twee vragen:
– Wat heb ik onderweg ontdekt (max. 2 zinnen)?
– Waar weet ik nu meer over (max. 3 zinnen)?
Als je aan het einde bent van je vragen, en je hebt een concreet of een globaal antwoord in handen, hoef je toch je nieuwsgierigheid niet op te geven. Je kunt bijvoorbeeld de volgende vragen stellen:
Heb je zelf iets aan deze kennis? Wat kan ik ermee in mijn leven, in mijn werk, in mijn omgeving?
- Bedenk drie toepassingen van deze nieuwe kennis: waar of waarvoor kun je deze kennis gebruiken?
- Bedenk drie nieuwe vragen die uit deze nieuwe kennis voortkomen: wat zou je nog meer willen weten, nu je dit allemaal weet?
- Beschrijf met welke vakgebieden of onderwerpen deze nieuwe kennis samenhangt: welke andere mensen zouden iets aan deze kennis kunnen hebben?