Schrijven met je neus

Voor geuren zijn er bijna geen woorden in onze taal. Als je zou moeten beschrijven hoe de gordijnen van je kamer ruiken, wat het verschil in geur is tussen een krant en een tijdschrift, of wat precieze verschil is tussen twee edities van dezelfde parfumlijn, kom je woorden tekort. Er zijn wel woorden voor geuren, zoals scherp, muf, wee, rot of zoet, maar ze kunnen de biljoenen geuren die er zijn – en die wij wel degelijk kunnen onderscheiden – niet adequaat beschrijven. Daarom nemen we onze toevlucht tot vergelijkingen:

– deze shampoo ruikt naar banaan
– deze parfum ruikt een beetje koffie-achtig
– het doucheputje ruikt naar rotte eieren

Natuurlijk is de shampoo niet van bananen gemaakt, zit er geen koffie in de parfum en heeft er niemand met eieren gedoucht. Bovendien ruikt de shampoo niet precies maar ongeveer naar banaan, en ruikt het doucheputje ongeveer naar rotte eieren. En mocht het zo zijn dat er shampoo zou bestaan die van echte bananen gemaakt is, dan zijn er natuurlijk verschillende bananenrassen die allemaal net even anders ruiken. Ook stinken rotte eieren in elk stadium van verrotting weer een beetje anders. Een geurbeschrijving (geurvergelijking) is zodoende altijd onnauwkeurig. Het is gewoon bij gebrek aan beter dat we vergelijkingen gebruiken. Hoe geweldig zou het zijn als we elke geur zouden kunnen beschrijven met een woord:

– de geur van deze shampoo is ploers
– deze parfum ruikt swosli
– bah, het doucheputje ruikt bozurak!

Ook dit nieuwsbericht gaat erover:
https://www.rtlnieuws.nl/editienl/artikel/5284926/weinig-woorden-voor-geuren-neuswijzer-muf-reuk-nederland

Alle industrieën die producten maken waar geur een grote rol in speelt (wijn, cosmetica, bloemen, sigaren) hebben het probleem dat er geen woorden zijn voor de geuren die ze willen aanprijzen. Ze moeten dus met vergelijkingen werken.

De parfumindustrie heeft daar een heel systeem voor, zie https://marltje.nl/parfum/geurgroepen.htm
maar hebben alle mensen zo’n fijne neus die al deze lagen en nuances kan onderscheiden? De gemiddelde mens is daarin niet voldoende getraind.

Kies een opdracht uit deze lijst:
– Je kiest een object uit de klas (een potlood, een schooltas, een bordenwisser o.i.d.) en ruikt eraan. Beschrijf de geur ervan zo precies mogelijk in maximaal 50 woorden.
– Maak groepjes van twee of drie. Ieder groepje kiest een object en ruikt eraan. Elke leerling beschrijft voor zichzelf de geur van het object in maximaal 50 woorden.Vergelijk de beschrijvingen met elkaar en probeer te komen tot een tekst waar iedereen zich in kan vinden.
– Kies met de hele klas een enkel object en laat het rondgaan. Iedereen ruikt eraan en schrijft één woord op. Als iedereen geweest is, schrijf je alle woorden op het bord. Komen woorden vaker voor? Hoeveel woorden komen maar één keer voor? Waarom is dat zo? Zijn er ook woorden bij die meer over de leerling zeggen dan over het object? En wat dan precies? Is dat erg, of juist goed?

Iedereen kent het verschijnsel dat je met het ruiken van een bepaalde geur – al is het maar één seconde – wordt gekatapulteerd naar het verleden. Ineens ben je weer op die plek van heel lang geleden: in de flat van je ondeugende oma, in de regen voor de patatkraam op het pleintje, in de grijsgeverfde gangen van je lagere school, op het dakterras van je sportclub op die broeierige zomeravond.

In een film of in een verhaal heet dit een flashback. Letterlijk vertaald: een achterwaartse (back) flits (flash).

Opdracht:
– Denk aan een moment dat jij een flashback had die werd veroorzaakt door een geur. (Als je het niet meteen weet, kun je ook een geur kiezen die jij typerend vindt voor iets of iemand.)
– Beschrijf in een paar woorden, in de ik-vorm, waar je je op dat moment bevond.
Voorbeeld: Het was in december, het sneeuwde en ik kwam met mijn natte jas de Hema binnen. Het was erg druk, de mensen drongen zich door de gangpaden.

– Beschrijf in welke situatie je de geur rook.
Voorbeeld: Haastig, geïrriteerd kwam er een man vlak langs me, duwde mij zowat opzij. 

– Beschrijf de drager van de geur (haring/nieuwe Nikes/versgemaaid gras)
Voorbeeld: Een grote vent, met een dikke zwarte leren jas met een bontkraag.

– Beschrijf ook de geur zelf, in zo goed mogelijke vergelijkingen.
Voorbeeld: De jas rook naar stookolie en gebakken uien, en plotseling stond ik weer met mijn opa zijn bootje op te knappen. 

Let wel: met enkelvoudige vergelijkingen zoals deze ben je er niet:
Voorbeeld: De binnenkant van de caravan rook zoet.

Vergelijkingen worden pas echt goed als je gaat uitbreiden en stapelen om alle aspecten van de geur in je beschrijving op te nemen:
Voorbeeld: De binnenkant van de caravan rook naar een suikerspin die een kleuter uit zijn handen had laten vallen en nu in de goot naast alle andere vuilnis van de kermis in de broeierige juliavond lag te dampen.

Deze laatste zin maakt het ‘zoet’ preciezer: de geur is weeïger (de goot), niet alleen maar aangenaam (de vuilnis eromheen) en ook wat vochtiger (dampen) en drukkender (juliavond) van karakter. Pas als je als schrijver zo nauwkeurig bent, gaat het leven voor de lezer.

Een geur in een flashback is niet enkel een voertuig om te tijdreizen, hij roept ook spontaan emoties op.
Walging, of juist geborgenheid, het kan allemaal.

Opdracht:
– Beschrijf de situatie in de flashback (beter gezegd: de mini-scène) waar je in bent beland, en verwerk daarin ook de emoties die de flashback oproept.

Tip: een emotie kan zowel in termen van interne gedachten/gevoelens beschreven worden, als in lichamelijke ervaringen:

Voorbeelden van interne gedachten/gevoelens:
ik werd woedend/ik voelde me zalig/ik dacht hoe kom ik hier weg

Voorbeelden lichamelijke ervaringen:
ik begon te bibberen/mijn buik kromp ineen/het geluk stroomde door al mijn cellen 

Gebruik allebei de vormen om emoties te beschrijven. Probeer de emoties echt te verbinden aan de geur!

 

Het enige wat je nu nog hoeft te doen, is de situatie voor en na de flashback te beschrijven.

Opdracht voor het begin:
– Beschrijf in maximaal 5 zinnen een aanloopje naar de flashback. De zinnen moeten in de ik-vorm geschreven worden, want het gaat over jou. Begin hoe je wilt, maar je laatste zin moet aansluiten op de eerste zin van je flash-back-oefening.

Voorbeeld: Cadeautjes geven heb ik altijd heerlijk gevonden. Inpakken, een strik eromheen doen, een lief kaartje erbij schrijven, ik besteedde daar veel tijd aan. Gelukkig had ik sinds de zomer een baan en had ik genoeg geld om mijn hele familie te verwennen. Dus op mijn vrije zaterdag toog ik met een dikke portemonnee naar het winkelcentrum. –> Het was in december, het sneeuwde en ik kwam met mijn natte jas de Hema binnen. (etc.) 

Opdracht voor het einde:
– Beschrijf in maximaal 5 zinnen hoe je uit de flashback komt. Ging dat plotseling, of geleidelijk? Belangrijk is dat je beschrijft hoe je beïnvloed bent door de geur en door de flashback. Ben je van je stuk gebracht, of ervaar je meer harmonie? Mijd je die geur nu of verlang je ernaar terug?

Opdracht voor een woord:
– Verzin een nieuw, specifiek woord voor de geur die jou je flashback gaf. Probeer de emotie die je bij die geur hebt in het woord tot uitdrukking te laten komen.

  • Wat vond je van de oefening, of wat heb je geschreven? Vul het hieronder in!

    Neem contact met ons op