Genderneutraal schrijven
Mensen vinden het vaak fijn of logisch om in tegenstellingen te denken: arm-rijk, dichtbij-ver, klein-groot, enzovoort enzovoort. Taal maakt dat we die tegenstellingen kunnen benoemen. We hebben een woord als ‘klein’ omdat we de tegenstelling tussen ‘klein’ en ‘groot’ willen uitdrukken. Zo begrijpen we de wereld met elkaar, door te denken en praten in tegenstellingen.
Om iedereen aan te spreken, besloot de NS in 2017 om berichten die in de trein worden omgeroepen, niet meer te laten beginnen met ‘Dames en heren’. Want als je ‘dames’ en ‘heren’ gebruikt, maak je een tegenstelling tussen mannen en vrouwen. Voortaan gebruikt de NS: ‘Beste reizigers’. Zo voelen mensen die zich niet man of vrouw voelen, zich ook aangesproken. Ook mensen die zich wel man of vrouw noemen, kunnen ‘beste reizigers’ een verbetering vinden. Bijvoorbeeld omdat ze weten dat degenen die zich niet man of vrouw voelen, zich er beter bij voelen.
Dat voorbeeld van de NS staat niet op zichzelf. Op dit moment zijn er veel mensen bezig om de taal ‘genderneutraal‘ te maken. ‘Genderneutraal’ wil zeggen: niet uitgaand van de tegenstelling tussen man en vrouw. Voor mensen die zich niet man of vrouw voelen, zit het venijn [=giftige] niet in het woordje ‘man’ of ‘vrouw’ zelf. Maar in alles wat de wereld aan die woorden en de tegenstelling tussen ‘mannen’ en ‘vrouwen’ koppelt. Mannen die zich mannelijk moeten gedragen en kleden, vrouwen die zich juist vrouwelijk moeten gedragen en kleden. En de onmogelijkheid om iets tussen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ in te zijn. Omdat taal ook de werkelijkheid bepaalt, kun je veel last hebben in je leven van de tegenstelling die de woorden ‘mannen’ en ‘vrouwen’ maakt.
Voor een schrijver zijn de verschillen die mensen tussen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ maken natuurlijk ook een bron van plezier. Want je kunt er grappen over maken (denk aan grappen over domme blondjes), of personages die alles doen wat ze volgens hun gender eigenlijk niet kunnen doen (denk aan Pippi Langkous).
Maar in situaties waarin je grote groepen mensen tegelijk aan wilt spreken als schrijver (denk aan teksten van de overheid), wordt taal inmiddels aangepast om het iedereen naar de zin te maken. Deze oefening leert je Nederlands te schrijven waarin je bewust geen tegenstelling maakt tussen genders. Kan dat wel, in het Nederlands zoals dat al bestaat, of moeten we op zoek naar nieuwe woorden?
In 2021 veranderde presentator Ryanne van Dorst haar naam in Raven. Ryanne identificeerde zich noch als man, noch als vrouw, maar als non-binair. Non-binair betekent: niet behorend tot de ene of de andere groep in een werkelijkheid waar deze twee de enige twee groepen zijn.
Je naam veranderen is één ding, maar we hebben in taal ook zogenaamde verwijswoorden. Er zat er al één in het zinnetje: “In 2021 veranderde Ryanne van Dorst haar naam in Raven.” Met het woord ‘haar’ verwijs je naar de persoon Ryanne. Maar ja, die persoon wil nu geen vrouw meer zijn, dus wat te doen met het verwijswoord ‘haar’ dat ook gendergebonden is? Want naast ‘haar’ hebben we ‘zijn’, en ook die verwijswoorden maken dus verschil tussen man en vrouw.
We hebben wel een neutraal verwijswoord (‘het’), maar dat gebruiken we dan weer om naar dingen te verwijzen. Er werd dus een andere oplossing gevonden. Naar non-binaire personen verwijs je met de verwijswoorden ‘hen’ of ‘die’. Waar je over Ryanne zou hebben gezegd ‘Zij fietst naar school’, schrijf je nu ‘Hen fietst naar school’.
- Maak ook hiervan een genderneutraal zinnetje, met een verwijswoord dat niet gendergebonden is: Heb jij Raven gezien? Nee, maar ik heb net wel met ……. gebeld.
- Wil je hulp bij deze opdracht, kijk dan hier.
Heel veel woorden in het Nederlands verwijzen naar mensen en zeggen ook heel expliciet iets over het gender van die mensen. Een woord als “moeder”, bijvoorbeeld.
- Verzin voor de volgende woorden een genderneutrale versie:
- Echtgenoot/echtgenote
- Dames en heren
- Verpleger/verpleegster
- Leraar/lerares
- Zoon/dochter
- Vaders/moeders
- Jongens/meisjes
Soms kun je ook genderneutraal schrijven door de lezer direct aan te spreken. Kijk maar:
- Een zin als: ‘We verwachten van elke leerling dat hij zich gedraagt tijdens schooltijd.’ wordt dan: ‘Tijdens schooltijd verwachten we dat je je gedraagt.’
- Een zin als: ‘De coach bepaalt welke spelers hij opstelt voor de volgende wedstrijd.’ wordt dan: ‘De coach bepaalt of je wordt opgesteld voor de volgende wedstrijd.’
Maak nu deze zinnen genderneutraal:
- De baas van deze winkel eist van zijn werknemers dat ze op tijd zijn.
- De moeder vroeg aan haar vier dochters of ze al klaar waren voor het gala.
Hieronder lees je een kort verhaaltje van Jip en Janneke, door Annie M.G. Schmidt. Herschrijf het verhaal in genderneutrale taal. Onderstreep de woorden die je veranderd hebt.
- Tip 1: ga op zoek naar namen, verwijswoorden en woorden die uit zichzelf al naar gender verwijzen, zoals in je de drie vorige opdrachten geleerd hebt.
- Tip 2: kijk ook naar het gedrag van Jip en Janneke. Wat gebeurt er als je van Jip Janneke maakt, en andersom? Wordt de betekenis van het verhaal dan anders?
Griezelige reus
Janneke heeft een nieuw boek. Met een boel plaatjes. En met sprookjes. En Jip mag de plaatjes zien. ‘Heb je schone handen?’ vraagt Janneke. ‘Zul je het niet vuilmaken, Jip?’ ‘Nee,’ zegt Jip. ‘Ik zal het niet vuilmaken.’ Ze kijken samen in het boek. En dan komt Jannekes moeder en ze leest een verhaal voor. Een erg mooi verhaal. En dan nog een. En dan nog een. En dan is er een verhaal van een reus. Een hele grote reus. Er staat een plaatje bij van de reus. ‘Hu,’ zegt Janneke. ‘Wat een griezelige reus.’ ‘Ja,’ zegt Jip, ‘erg griezelig.’ Als Jip naar bed gaat, om zeven uur, is hij het verhaal vergeten. Maar ineens wordt hij ’s nachts wakker. Hij heeft van de reus gedroomd. En het was zo akelig! ‘Moeder!’ roept Jip. ‘Moeder!’ Moeder komt aanhollen en zegt: ‘Wat is er nou toch?’ ‘De reus…’snikt Jip. ‘De reus was in mijn bedje!’ ‘Malle jongen,’ zegt moeder. ‘Je hebt gedroomd. Die reus kan toch niet in jouw bedje? Daar is de reus veel te groot voor.’ ‘Waar is hij dan?’ vraagt Jip angstig. ‘Hij is er niet,’ zegt moeder. ‘Reuzen zijn er niet. Ze bestaan niet echt. Alleen maar op plaatjes. Hier, drink maar een beetje water.’ En Jip gaat weer slapen. En de volgende morgen zegt hij: ‘Ik heb van de reus gedroomd.’ ‘Ik niet,’ zegt Janneke. ‘Ik wel,’ zegt Jip. ‘En ik durf niet meer naar de reus te kijken in het boek.’ ‘Dan slaan we hem over,’ zegt Janneke. En dan gaan ze weer samen in het boek kijken. Maar de griezelige reus slaan ze over.
Bron: Beeld-boek.nl.
Het zoeken naar genderneutrale woorden kun je een heel gedoe vinden, maar wat is er tegen gedoe? Het hele leven is gedoe! Nieuwe woorden verzinnen is gratis, en interessant om te doen. En als je er een ander een plezier mee doet, waarom dan niet? Aardig zijn tegen elkaar zijn is een goede basis voor een samenleving.
- Formuleer voor jezelf jouw standpunt over genderneutraal taalgebruik. Schrijf in ca. 120 woorden op wat je vindt, en stel je je tijdens het schrijven voor dat je deze tekst straks voor gaat lezen aan een non-binair persoon. En als je zelf een non-binair persoon bent, stel je je tijdens het schrijven voor dat je deze tekst straks voor gaat lezen aan een man/jongen of een vrouw/meisje.
Wat je er ook van vindt, het Europees Parlement heeft in 2018 een handig overzicht geschreven over hoe genderneutraal schrijven het beste lukt, en hoe ze het in andere landen doen:
https://www.europarl.europa.eu/cmsdata/187106/GNL_Guidelines_NL-original.pdf