Het kwaad
Alle mensen hebben goede en slechte eigenschappen. Dit kun je accepteren, maar je kunt je ook afvragen: waarom zijn mensen niet gewoon helemaal goed? Dat zou toch veel fijner zijn!
Voor schrijvers is dat een geweldige vraag: waarom is er kwaad op de wereld? Er zijn heel veel verhalen, romans en films gemaakt die antwoord proberen te geven op die vraag. Daarin speelt vaak het personage Lucifer een rol, zoals in de Netflex-serie ‘Lucifer’. In die serie is Lucifer de duivel. Of, zoals dat heet, de verpersoonlijking van het kwaad.
Een zeer beroemd en klassiek toneelstuk over hetzelfde personage komt uit ons eigen Nederland. In 1654 schreef Joost van den Vondel (1587-1679) namelijk de tragedie Lucifer over de strijd tussen God en de duivel. Een tragedie is een soort toneelstuk waarin het met de hoofdpersoon slecht afloopt, omdat die hoofdpersoon een fout maakt die tragisch genoemd kan worden: een onbedoelde, hele grote fout. Vondel stelt Lucifer aan je voor als de opperengel, die als belangrijkste engel direct onder God staat, en daarmee dichterbij God is dan de mensen. Maar dan besluit God als mens, Christus, naar de aarde te gaan. Lucifer vreest dat de mensen daarmee belangrijker zullen worden dan hij. Uitleg over Gods besluit krijgt hij niet, en dat frustreert hem. De andere engelen zijn eveneens ongerust, en dan komt Lucifer in opstand tegen God.
Het idee is: als je als toeschouwer naar Lucifer kijkt, kun je het kwaad leren kennen zonder dat je zelf kwaad doet. Dat doen we nog steeds maar wat graag: we kijken horrorfilms en politieseries om over het kwaad te leren en het kwaad in de ogen te kijken. Dan hoeven we zelf niet meer slecht te zijn om toch te weten wat het kwaad is, en waarom mensen kwaad doen.
Je duikt nu eerst in het personage Lucifer dat Vondel beschreef. En dan ga je zelf vanuit het personage Lucifer schrijven.
Lees onderstaand fragment uit Lucifer van Vondel. De engel Lucifer is aan het woord. Hij denkt hardop na bij zichzelf. Hij heeft zijn mede-engelen aangespoord om tegen God te gaan vechten, en nu?
Dwaalt ergens een rampzaliger schepsel rond dan ik? (…) De zege is erg onzeker, de nederlaag lastig te vermijden. Waar ben ik mee bezig? Het is toch riskant tegen God en Zijn vaandel [=leger] te strijden? Gevaarlijk om tegen God de wapens op te nemen, tegen Zijn openbare gebod in te gaan?
Lucifer heeft medelijden met zichzelf als hij beseft dat strijden tegen een loeisterke almachtige God niet veel kans van slagen heeft.
In het volgende fragment gaat Lucifer twijfelen aan zijn daden. Het zijn wandaden, denkt hij:
Het is toch fout om mijzelf op te werpen als aanvoerder van rebellen tegen God en tegenover de hemelse wet een eigen wet te stellen? En zodoende in vervloekte, smerigste ondankbaarheid te vervallen? De genade, liefde en hoogheid te kwetsen van God, de bron van alle zegeningen, zowel mijn toekomstige als die ik al gekregen heb? Waardoor ben ik toch zo hemelsbreed afgedreven van mijn plicht? Ik zwoer mijn Schepper af! Hoe kan ik tegenover God mijn wandaden, mijn hoogmoed verbergen?
Lucifer is in crisis. Hij is weliswaar de slechterik, maar hij lijkt spijt te hebben, en twijfels te hebben over zijn rol in het geheel.
Dan volgt er een interessante zin:
Terugtrekken is geen optie meer, ik ben te ver gegaan.
Dit kennen wij ook uit de georganiseerde misdaad. Zit je er eenmaal in, dan kun je er niet meer uit. Het kwaad is namelijk behoorlijk taai, en plakkerig. Zelfs nu Lucifer beseft dat hij kwaad doet, kan hij dat niet meer stoppen. Vondel maakt dat extra duidelijk door de tijd te laten dringen:
Maar wat dan? Wat kan ik in mijn vertwijfeling nog bedenken? Dit ogenblik geeft me onvoldoende bedenktijd – als er nog sprake van tijd kan zijn, nu, op dit wankele moment tussen voorspoed en eindeloos verdoemd zijn. Te laat is het, voorbij de kans om mijn fout goed te maken. Weg hoop! Wat valt er nog te bedenken? Daar hoor ik Gods krijgstrompet al.
Geen tijd meer hebben, geen kans om je fout goed te maken, Lucifer zit in het nauw. Aan het begin is hij een rebelse krachtpatser, maar gedurende het stuk verandert hij in een miezerige bangerik.
Een groot schrijver als Vondel laat heel precies zien wat er in het hoofd van de slechterik omgaat. Paniek, schuldgevoel, agressie – het is er allemaal. Hij kon zich goed in dat soort gevoelens verplaatsen. En daardoor kun jij ook begrijpen waarom iemand als Lucifer tot het kwaad komt.
– Zit in Lucifer alleen maar het kwade, of denk je dat hij ook weet wat het goede is? Waarom denk je dat wel, of niet?
– Geeft dit fragment van Vondel jou als lezer/toeschouwer begrip voor Lucifer? Zo nee, waarom niet. En zo ja, waarom wel?
Nu gaan we de tekst van Vondel gebruiken om zelf te schrijven:
– Schrijf een monoloog, die voorafgaat aan de tekst van Vondel, van tussen de 200-500 woorden. In jouw tekst is Lucifer op zijn allerslechtst, en roept hij alles en iedereen op om tegen God (tegen het goede) te strijden. Waarom is hij tegen het goede? Dat mag je zelf bedenken. Een monoloog is een tekst die een personage op het toneel uitspreekt tegen zichzelf, of het publiek, maar niet tegen een ander personage.
– Schrijf een verhalende tekst die ná de tekst van Vondel komt, van tussen de 200-500 woorden. In deze tekst van jou zal de confrontatie met God en Lucifer tot een hoogtepunt komen. Een final fight? Hoe loopt het af? Vergeeft God hem (Hij is immers goed), of straft God Lucifer voor zijn opstandigheid?
Als je Vondel nog eens heel precies leest, waar gaat Lucifer dan eigenlijk aan ten onder? Bespreek deze vraag met een aantal medeleerlingen. Ieder kiest een van de onderstaande drie opties en verdedigt dat standpunt. Gebruik daarbij, als blijkt dat je dat goed kunt gebruiken, ook wat je zelf schreef in de vorige stap.
1. aan twijfel
– Zou je kunnen zeggen dat twijfel de vijand van het kwaad is? Of van het goede?
– Is twijfel het begin van een geweten?
– Kan bijvoorbeeld een bankovervaller twijfelen? Waarom wel of waarom niet?
2. aan geweten
– Hebben slechte mensen een geweten? Of eerder een verkeerd geweten?
– Of een geweten dat wat laat op gang komt (zoals Lucifer)?
– Kan je met een goed geweten alsnog kwaad doen?
3. aan zichzelf
– Twijfel & geweten: eigenlijk gaat Lucifer ten onder aan zijn eigen gevoelens. God hoeft hem niet eens te bestrijden of te straffen, het kwaad verdwijnt zodra het goede verschijnt.
Bron
Joost van den Vondel, Lucifer, hertaling: Marijke Meijer Drees. Groningen: Uitgeverij Kleine Uil, verschijnt binnenkort.