Eerlijk zijn
Veel mensen vinden dat schrijvers eerlijk moeten zijn. Daarmee bedoelen ze verschillende dingen. Bijvoorbeeld:
- schrijvers moeten betrouwbaar zijn, eerlijk zijn over de feiten;
- schrijvers moeten goed naar zichzelf kijken, zichzelf eerlijk onder ogen zien;
- schrijvers mogen hun lezers niet bedriegen, lezers niet met trucjes verwarren.
Dit klinkt misschien vanzelfsprekend, maar: schrijven betekent ook dat je lezers kunt verrassen, dingen kunt verzinnen, een heel andere kijk op dingen kunt geven. Juist door zaken te overdrijven of te voorzien van een sterk gekleurde mening maken schrijvers duidelijk wat ze te zeggen hebben.
Om dingen te kunnen verzinnen, een beetje uitvergroten of verdraaien, heb je je creativiteit nodig. In deze oefening ga je proberen anders te zijn en anders te denken dan anderen, en je lezer daarin meekrijgen.
Maar pas op: als lezers denken dat je oneerlijk bent – dat je maar wat zit te verzinnen – verliezen ze hun interesse. De vraag is dus: kun je als schrijver én eerlijk én anders zijn? Je oefent het hier.
- Beschrijf een gebeurtenis in je klas waar jij bij betrokken was, en waarin je een belangrijke rol speelde.
- Schrijf in de ik-vorm (“Ik liep de klas binnen en daar zaten Maarten en Rashid te ….”)
- Beschrijf de gebeurtenis zo eerlijk mogelijk.
- Lees je beschrijving voor aan degenen die er in voorkomen en vraag of je het waarheidsgetrouw beschreven hebt. Vraag om aanvulling en correcties.
- Pas je beschrijving aan.
Je gaat nu onderzoeken wat een eerlijke verteller is.
Als een schrijver een roman of een verhaal of gedicht schrijft, wordt vaak de vraag gesteld: wat is er nu echt gebeurd, en wat verzint de schrijver? We willen kennelijk weten waar het vandaan komt wat we lezen. Uit de duim van schrijvers, of uit het echte leven?
Als recensenten fictie (romans, gedichten, verhalen) beoordelen, geven ze ook vaak een oordeel over de eerlijkheid van de schrijver. Ze weten kennelijk dat lezers dat belangrijk vinden. Zo ook Onno Blom, die in de Volkskrant van 22 januari 2022 een recensie schreef van het nieuwste boek van Adriaan van Dis, Vijf vrolijke verhalen. Van Dis schrijft in die verhalen, net zoals in zijn eerdere boeken, veel over zijn jeugd, met name over zijn vader en moeder.
Blom begint zijn recensie met een oordeel:
In zijn jubileumbundel Vijf vrolijke verhalen laat Adriaan van Dis zien hoezeer zijn werk eenheid en samenhang vertoont, zowel in onderwerpen als in vorm en stijl. Dat hij de waarheid verdraait, blijkt noodzakelijk.
Dat oordeel legt Blom even later uit:
Schaamte over het geweld van de vader en het zwijgen van de moeder leiden ertoe dat de verteller er geregeld op los liegt. Maar hij komt daar wel eerlijk voor uit. Een ander worden is zijn redding. Fictie zijn levenselixer.
- Wat zegt Blom hier precies? Hoe kijkt hij naar de eerlijkheid van de schrijver Van Dis?
- De recensie van Blom heeft van de redactie als kop gekregen: ‘Een ander worden is Adriaan van Dis’ redding’. Wat bedoelt de redactie daarmee?
- Ben je het eens met Blom? Heb jij hetzelfde oordeel over wat een eerlijke verteller is, en wat deze eerlijke verteller mag en kan doen? Waarom wel of niet?
- Bekijk nu je eigen beschrijving uit stap 1. Hoe beoordeel jij jezelf als eerlijke verteller? Vertelde jij de waarheid, of maakte je fictie?
- En als je fictie schreef, dus er dingen bij verzon, waarom deed je dat dan?
- Bekijk nu je eigen beschrijving uit stap 2. Is deze tweede versie helemaal waar?
- De medeleerlingen aan wie je jouw tekst hebt voorgelegd, spraken die de waarheid? Is hun visie op de gebeurtenis(sen) onderling hetzelfde?
- Als je tot de conclusie komt dat je je beschrijving van de gebeurtenis in de klas toch nog eerlijker kunt en wilt beschrijven, herschrijf hem dan nu met wat je uit de vorige stappen leerde
Er wordt al heel lang nagedacht over de eerlijkheid van schrijvers, en we weten dat daarbij de overtuiging van een schrijver ook belangrijk is. Hoe meer je denkt dat jouw waarheid dé waarheid is, des te sterker je overtuiging. En wat doet dat met je eerlijkheid als schrijver?
We kijken hoe dat in de zestiende eeuw speelde in Nederland, tussen twee schrijvers die het in overtuiging echt niet eens waren: Erasmus uit Rotterdam, en Luther uit het Duitse Wittenberg. Erasmus en Luther waren het er niet eens over hoe de bijbel het beste vertaald en uitgelegd kon worden voor hun tijdgenoten.
Erasmus vond dat je de bijbel kon lezen als een tekst die door mensen is opgeschreven en doorgegeven (overgeschreven), en daarom ook fouten bevat. Luther las de bijbel als theoloog en vond de ontstaansgeschiedenis van de tekst en de precieze bewoordingen niet zo belangrijk: God had deze tekst geschreven, en de taak van de mens was om de boodschap te begrijpen.
Erasmus maakte in 1516 een vertaling van een deel van de bijbel waarin hij probeerde die toen ruim 1500 jaar oude tekst voor zijn tijdgenoten te plaatsen in de tijd waarin zij leefden. Toen Luther die in 1527 las, werd hij daar heel boos over. Bijvoorbeeld omdat Erasmus vond dat hij de bijbel wel goed vertaald en verklaard had voor de ‘lector candidus‘ (de eerlijke lezer). Toen Luther las dat Erasmus vond dat hij als schrijver de eerlijke lezer een dienst had bewezen, pakte hij zijn pen, en deed hij:
- dit: kijk het filmpje tot 2.57′.
- ‘Ik ben geen eerlijke lezer’, schreef Luther, ‘en jij geen eerlijke schrijver’. Hij schold Erasmus ook uit voor ‘schurk’. En verweet hem ‘jij hebt geen respect’. Wat leert dit je over hoe Erasmus en Luther eerlijkheid tussen lezer en schrijver zagen?
- Lees de laatste versie van je beschrijving nog eens. Heb jij ook een overtuiging, en speelt die mee in hoe je de gebeurtenis beschrijft?
- Waar zie je dat wel of niet in je beschrijving?
Je kunt nu twee dingen doen:
- jouw beschrijving nog meer vullen met je eigen overtuiging. Dan moet je dingen gaan overdrijven en erbij verzinnen, om jouw overtuiging sterker te maken.
- jouw beschrijving neutraler maken, nog dichter bij de feiten blijven. Dan moet je alles wat wijst op de overtuiging van de schrijver wegstrepen.
- Maak twee versies (nummer 1. en 2. hierboven) van je beschrijving.
- Leg ze beide voor aan je klasgenoten en vraag wat die van je eerlijkheid vinden.
- Discussiëer met elkaar over waarheid en eerlijkheid. Of over het verschil tussen persoonlijke waarheid en persoonlijke eerlijkheid.